Uno is een kaartspel dat lijkt op pesten en overal eenvoudig gespeeld kan worden. Het spel kan met twee tot tien mensen gespeeld worden en neemt doorgaans maximaal een uur in beslag.
Uno bestaat uit in totaal 104 kaarten met verschillende opdrukken. Honderd van deze kaarten hebben een kleur (rood, geel, blauw en groen), waarbij iedere kleur 25 kaarten heeft. De verdeling van de kaarten is te zien in de tabel hiernaast.
Het doel van het spel is om alle eigen kaarten weg te spelen, voordat andere spelers dit hebben gedaan. Er wordt met de klok meegespeeld, tenzij de spelrichting door een kaart is omgedraaid.
De cijferkaarten zijn de normale spelkaarten en mogen op de een gelijke kleur of gelijk nummer van de speelstapel gelegd worden.
Type kaart | Aantal (per kleur) |
---|---|
Cijfer 0 tot en met 9 | 76x (19x per kleur) |
+2 | 8x (2x per kleur) |
Keer om | 8x (2x per kleur) |
Sla beurt over | 8x (2x per kleur) |
Joker | 4x |
+4 | 4x |
Wanneer een +2-kaart gespeeld wordt, moet de volgende speler twee kaarten pakken of zelf een nieuwe +2-kaart opleggen, waarna de speler vier kaarten moet pakken van de gesloten stapel.
Een +2-kaart mag alleen op een kaart met dezelfde kleur of andere +2-kaart gelegd worden.
Wordt de ‘Keer Om’-kaart gelegd, dan verandert de spelrichting. Deze kaart mag alleen op kaarten met dezelfde kleur of andere ‘Keer Om’-kaarten gelegd worden.
Bij een kaart waarop staat ‘Sla Beurt Over’, moet de volgende speler een beurt overslaan. Deze kaart mag alleen op kaarten met een gelijke kleur of andere ‘Sla Beurt Over’-kaarten gelegd worden.
Een joker mag op iedere kleur gelegd worden, waarna de speler die de kaart legt een nieuwe kleur mag bepalen voor de volgende speler.
Bij een +4-kaart moet de volgende speler vier kaarten pakken en mag de leggende speler bovendien een nieuwe kleur bepalen. De +4-kaart mag enkel gespeeld worden wanneer de speler geen andere geschikte kaarten heeft om te spelen.
Hierbij mag echter gebluft worden. Andere spelers mogen de bluf controleren. Blijkt de speler een kaart te hebben die gespeeld kan worden, dan moet de speler zelf vier kaarten trekken. Heeft de speler met de +4-kaart echter daadwerkelijk geen andere geschikte kaarten, dan moet de controlerende speler zes kaarten trekken van de gesloten stapel.
Alle spelers ontvangen na het schudden van het spel zeven kaarten. De deler start het spel door één kaart van de stapel open in het midden te leggen.
De speler links van de deler mag vervolgens een kaart met een gelijke kleur, gelijk nummer of gelijk symbool op de kaart in het midden leggen. Vervolgens mogen alle spelers met de klok mee kaarten opleggen volgens de eerder genoemde kaartregels.
Is het niet mogelijk om een passende kaart op te leggen, dan moet er een kaart van de gesloten stapel gepakt worden. Deze mag direct gespeeld worden.
Wanneer iemand nog één kaart over heeft, moet deze in de eigen beurt Uno! roepen om aan te geven dat hij nog maar één kaart heeft. Doet de speler dit niet of te laat, dan moet de speler twee kaarten trekken wanneer een medespeler dit opmerkt.
Geluk speelt een grote rol bij Uno, maar met enkele tactieken kan de kans op winst vergroot worden.
Hoewel een +4-kaart alleen gespeeld mag worden wanneer de speler geen andere geschikte kaarten heeft, mag hiermee gebluft worden. Andere spelers mogen een +4-kaart aanvechten en zo de kaarten van de speler bekijken. Hier schuilt een risico in, omdat ze zes kaarten moeten trekken als de speler inderdaad geen geschikte kaarten had.
Veel spelers durven dit risico niet te nemen, wat bluffen aantrekkelijk maakt. Tel wel altijd het aantal +4-kaarten dat gespeeld is. Zijn er al vier gespeeld, dan kan er geen +4-kaart meer in het spel zijn en is het dus eenvoudig voor andere spelers om de bluf te doorzien.
In het begin van het spel kan bluffen ook onvoordelig uitpakken, omdat in dit stadium vrijwel iedereen nog andere geschikte kaarten heeft om op te leggen.
Het kan aantrekkelijk zijn om andere spelers al vroeg een hak te zetten met speciale kaarten, maar meestal is dit niet verstandig. Later in het spel wordt duidelijk wie op koers is om te winnen. Op dit moment kan deze speler buitenspel worden gezet door de speciale kaarten te spelen. Hierin mag samengewerkt worden met andere spelers, hoewel dit soms niet wordt geaccepteerd.
Houd er wel rekening mee dat de laatste kaart van de eigen hand geen strafkaart mag zijn.
Een risicovolle tactiek is om geen Uno te roepen bij de laatste kaart. Bij onoplettende spelers kan de speler met één kaart zo onder de radar blijven en strafkaarten ontlopen richting de winst. Ziet iemand echter dat de speler nog maar één kaart heeft, dan moeten er twee kaarten gepakt worden.
Deze tactiek is met name geschikt wanneer er wordt afgesproken dat het geoorloofd is om de kaarten te verbergen. Op deze manier weten medespelers soms niet zeker hoeveel kaarten iemand nog heeft.